Zoeken in dit blog

woensdag 9 april 2014

Generatieve journalistiek geeft synergie


Waarderend onderzoek naar innovatie in journalistiek
Heel veel organisaties denken volwassen te communiceren. Ze zeggen dat te doen in dialoog met hun doelgroep en gericht op vertrouwen. Omdat klanten en medewerkers kennis bezitten die voor de formulering en de uitvoering van de strategie nodig of behulpzaam is.


In de praktijk wordt dit voornemen niet altijd waargemaakt. Soms worden belangrijke feiten achtergehouden, of wordt dat zo ervaren. Soms krijgt de redactie van een personeelsblad vlak voor de deadline te horen dat bepaalde onderwerpen wel of juist niet behandeld moeten worden. En sommige relatiemagazines staan vol met informatie die weliswaar inhoudelijk klopt en die heel belangrijk is voor de afzender, maar totaal niet interessant voor de lezer. 

Een nieuwe stroming in het vak wil daar verandering in brengen: generatieve (bedrijfs)journalistiek. Deze term is gebaseerd op het werkwoord genereren, tot ontwikkeling brengen. Wat grondlegger Peter Pula van het in Canada gevestigde Axiom News beoogt is dat interne en externe communicatie een karakter krijgt dat meer vernieuwend is, energie geeft en aanzet tot actie, waarbij need2know en nice2know met elkaar worden verweven. Naar verluidt wordt zowel het werken bij als het leiden van een organisatie daar leuker en succesvoller van.

Stakeholders willen win-Winformatie

Dit sluit aan bij mijn passie om lezers respectvol te informeren op basis van 5 b’s: belangrijk, bruikbaar, betrouwbaar, boeiend en begrijpelijk. Alleen dan komt hun motivatie tot bloei. Dat geldt zowel voor medewerkers, van wie wordt verwacht dat ze zich inzetten, als klanten (voor herhalingsaankopen en aanbevelingen) en andere stakeholders. Door alle belangen met elkaar in balans te brengen ontstaat win-Winformatie.

In dit stuk wil ik in kaart brengen of generatieve journalistiek werkelijk een bijdrage hieraan kan leveren en wat daarbij de succesfactoren zijn. In tegenstelling tot de gebruikelijke opbouw in dit blog (Feiten, Analyse, Conclusies, Toekomst, Samenvatting) hanteer ik een opbouw die gebruikt wordt in de methode Aprreciative Inquiry (AI), waaruit generatieve journalistiek voortkomt. Een indeling in zes AI-fasen (zoals beschreven in een artikel van Lydia Zwiers-Kentie) gebruik ik bij wijze van experiment: Verwoorden, Verdiepen, Verbeelden, Verbinden, Vormgeven en Verwezenlijken). Daarna komt de gebruikelijke Samenvatting. 

Verwoorden

In deze fase van het AI-proces gaat het om definitie, probleemstelling en afbakening van het beleidsterrein:

  • de definitie van generatieve journalistiek (GJ) die ik hanteer is: berichtgeving waarin niet macht of autoriteit centraal staat, maar inzet en kwaliteit op de werkvloer als voorwaarde voor het gezamenlijk succes. Naast of in plaats van een interview met iemand uit de top (directeur, wethouder, consultant), komen medewerkers (of burgers) aan het woord die de kans krijgen de machthebbers en elkaar te laten zien hoe zij hun professionaliteit en betrokkenheid beleven. Zo maakten medewerkers van de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen een magazine op advies het Belgische bureau Axiom Nieuws
  • de probleemstelling van een onderzoek is te vergelijken met het begrip invalshoek in de journalistiek. Voor dit stuk is de invalshoek: welke bijdrage kan GJ leveren aan het functioneren van de (bedrijfs)journalistiek? Wordt  werk (in loondienst of ondernemerschap) daar leuker en resultaatrijker van?
  • het beleidsterrein van dit artikel is tweevoudig: publieksjournalistiek (radio, tv, dagbladen, internet) en bedrijfsjournalistiek. Dit laatste vakgebied betreft het periodiek informeren van een of meer groepen stakeholders van een organisatie. Meer daarover in mijn antwoord op de vraag Wat is bedrijfsjournalistiek?

Volgens een artikel op de webiste van Axiom News zijn de vier basisprincipes van GJ:

  • ga in gesprek met de werkvloer, de grassroots van de organisatie en laat ze hun verhaal vertellen
  • stel prikkelende vragen, dat zijn vragen  die voortkomen uit oprechte aandacht en die veilig genoeg zijn voor een eerlijk antwoord en ver genoeg buiten de comfortzone om tot nieuwe antwoorden te leiden
  • schrijf korte bijdragen, die zijn snel te produceren en te lezen (zie af van volledigheid)
  • publiceer meerdere malen per week.
Een uitvoerige versie van dit document staat hier.

GJ heeft een connectie met storytelling, het grote toverwoord voor professionele communicatie, vandaag de dag. Is dat strijdig met journalistiek? Voor traditionele journalisten zijn artikel en verhaal synoniemen, blijkbaar is de betekenis verwant. Raymond Godding beschrijft het communicatieve effect van generatieve verhalen en Jesse van der Wulp gaat in op het belang van journalistiek voor goede contentmarketing. Voor consultant Annemieke Mintjes brengt GJ waardevolle kennis die helpt bij het maken van keuzes en het  bepalen van richting, met en vanuit stakeholders. Verdere toelichting op GJ is te vinden bij Axiom News, in een artikel over het belang van verbindingen.

Versterken wat goed gaat

GJ komt voort uit een drietal kennisdomeinen: Appreciative Inquiry (AI), Open Journalism en Positive Psychology.

AI (ofwel waarderend onderzoek) is erop gericht te versterken wat goed gaat in de organisatie. Dat kan gebeuren volgens de zes fasen van dit artikel, maar ook een indeling in vier fasen (zie schema hiernaast, bron: CoreConnect) is gangbaar. De gebruikelijke manier van organisatieverandering is het opsporen van fouten en deze corrigeren, zoals consultant Coert Visser beschrijft in een artikel op Managementsite. Dan lijkt het alsof de organisatie een machine is met een defect in een technisch, lineair proces. In werkelijkheid is een organisatie een complex geheel van simultane processen die worden gevoed door kennis, houding en gedrag van individuen met uiteenlopende achtergronden, overtuigingen, aspiraties en emoties. AI gaat ervan uit dat hun loyaliteit een onuitputtelijke bron is van energie, waardoor het aanwijzen en analyseren van fouten veel minder effectief is dan het waarderen van wat goed gaat. Bijvoorbeeld door hiervan te leren en dit inzicht te verspreiden in de organisatie.

AI ontstond toen bedenker David Cooperrider ontdekte dat positieve beelden betere oplossingen gaven dan negatieve. In 2004 maakte Kofi Anan als secretaris-generaal bij de VN gebruik van AI voor het vormgeven van een conferentie over burgerschap. Mij is niet bekend of dit vaker is gebeurd.

Open Journalism is een benadering waarvan het Britse dagblad The Guardian een exponent is. Deze webpagina van het dagblad bevat berichtgeving en opinies in dat kader, waarbij het onder meer gaat om maatschappelijke openheid in weerwil van grote belangen en een sterke sensitiviteit voor wat er leeft onder lezers en andere stakeholders. Ook dialoog en transparantie zijn belangrijke begrippen. Een artikel in De Nieuwe Reporter legt uit dat samenwerking tussen journalisten en inhoudelijk deskundigen cruciaal is om online gratis hoogwaardige informatie te kunnen aanbieden.

Positive Psychology is een stroming in de psychologie die uitgaat van kijken naar kracht en kansen, niet (primair) naar zwaktes en gevaren. Dit artikel op Wikipedia geeft toelichting.

Bottom-up en top-down

Ik denk overigens niet dat alle nieuws vanuit de grassroots komt. De waarde van communicatie bottom-up wordt zeker onderschat. Ook bij bedrijven is het goed om de doelgroep te informeren over een gezellig personeelsfeest, een eerbiedwaardig jubileum en de toewijding waarmee de werkvloer dagelijks instructies uitvoert. Maar er zijn niet veel lezers die verstoken willen blijven van nieuws over belangrijke beleidsmaatregelen, marktontwikkelingen en nieuwe strategische formules. Het kan juist heel interessant zijn om de abstracte grootschaligheid van de top te combineren met de concrete beleving in de praktijk bij hetzelfde onderwerp. Dat kan voor de hele organisatie zeer lezenswaardig en motiverend zijn.

Voor wie van mening mocht zijn dat een positieve houding tegenover de mensheid niet feitelijk van aard is en daarom niet bruikbaar, dit verhaal over een Amerikaanse lerares die haar klas toekomst gaf.

Verdiepen

In deze fase van het AI-proces gaat het om observatie met aandacht om op basis van gedeelde waarden en ambities met als doel te versterken wat goed gaat.

Journalisten voor publieksmedia hebben de neiging spraakmakend te zijn door het uitvergroten van negatieve aspecten van een situatie en negatieve gebeurtenissen uit het verleden. Daarmee geven ze duiding aan het heden en hun verwachting aan toekomst. Journalisten zijn cynisch over de invloed van belangen en machtsverhoudingen op maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast steken journalisten veel energie in het behoud van de relatie met bronnen waarop ze in de toekomst een beroep willen doen. Hierdoor kan de berichtgeving meer worden gekleurd dan lezers, kijkers en luisteraars soms kunnen vermoeden.

Machtsverhoudingen

Bedrijfscommunicatie gaat vaak over besluiten die achter een bureau worden bedacht, aan een overlegtafel genomen, en vervolgens maar de werkvloer overgebracht. Daar weten ze om te gaan met een boodschap die tegenstrijdig of onuitvoerbaar is, maar als de lasten en lusten van een maatregel onevenwichtig worden verdeeld is er wel een probleem. Op zo’n moment spreekt de top van ‘weerstand’ die moet worden bestreden door de communicatie te intensiveren en de laten zien dat de plannen goed bedoeld en nodig zijn. De kans bestaat altijd dat de machtsverhoudingen uiteindelijk bepalend zijn en het plan wordt doorgedrukt.

Zijn de fenomenen in de twee bovenstaande alinea’s een probleem? Ik denk wel dat er veel nadelen aan zitten, maar of een oplossing dichterbij komt door de oorzaken te analyseren en te verhelpen is de vraag. Bij een dergelijke aanpak ontstaan vaak tegenstellingen, bijvoorbeeld tussen degenen die het probleem zogenaamd veroorzaken en degenen die ervan te lijden hebben. De veroorzakers worden misschien naar een opleiding gestuurd om hun gedrag te veranderen en de anderen kunnen afwachten tot het zover is. Dat gaat meestal niet werken, alleen al omdat er geen gezamenlijk beeld is van de situatie. Daarnaast ontbreken vaak een gedeelde verantwoordelijkheid en een gemeenschappelijke ambitie.
Deze tabel bevat een vergelijking tussen drie vormen van journalistiek. Negatieve kanten kunnen wat uitvergroot raken omdat het gaat om stereotypen. Dit geldt ook voor de generatieve kolom: journalisten van deze stroming zijn gewone mensen, dus net zo min perfect als anderen.

Vanzelfsprekendheid en verwondering

Zelf worstel ik nog met de term axioma. Ik associeer dit met vanzelfsprekendheid, terwijl het eigen is aan de journalist zich zo lang mogelijk te verwonderen. De term axioma past voor mij net zo min bij de journalistiek als canard. En net zo min als dogma bij een vrijzinnige kerk, verstopte afvoer bij een loodgieter en griep bij een huisartsenpraktijk. Maar mijn mentor, communicatiestrateeg Sijmen van Wijk, ziet axioma juist als een heel sympathieke term: “Voor mij betekent axioma dat je uitgaat van een waarheid, wetende dat deze onbewezen is. Omdat de waarheid nooit helemaal kenbaar is, vind ik het heel integer om dat openlijk te accepteren. Een axioma zegt dat twee evenwijdige lijnen elkaar snijden in het oneindige. Onze ogen zeggen dat twee spoorstaven elkaar snijden aan de horizon, terwijl we weten dat dit niet waar is.”

Vanuit waarderend omgaan met de term axioma zie ik een klankovereenkomst met actie (daadkracht) en AI. Daarnaast zou de noodzaak van dialoog op de werkvloer voor managers best wat meer vanzelfsprekend (axiomatisch) kunnen zijn. 

Verbeelden

De journalistiek is hard op zoek naar nieuwe verdienmodellen en ook naar nieuwe contentmodellen. Bij de verdienmodellen gaat het om productformules die toegevoegde waarde bieden voor de klanten (kopers van losse afleveringen, abonnees, bezoekers van de website en adverteerders). Bij contentmodellen gaat het om het proces dat leidt naar de samenstelling van hoogwaardige content waar de lezer geld voor overheeft. En daarnaast ook tijd, zodat ook adverteerders geïnteresseerd zijn. Als de huidige spelers in sector willen overleven zullen ze rendement moeten realiseren mede op basis van innovatie.

Hoe ziet de publieksjournalistiek er idealiter uit over een jaar of tien? Ik denk dat hierbij sprake kan zijn van de volgende kenmerken die zowel de kwaliteit als de economische positie van de sector kunnen verbeteren:

  • bij ieder bericht van meer dan een paar honderd worden komen altijd twee of meer stakeholders aan het woordjournalisten ervaren kritiek als een kans om te leren en niet meer als een aantasting van de persvrijheid
  • transparantie over de eigen werkwijze door middel van statistieken met aantallen: anonieme bronnen, hoe vaak een onderwerp een proefballon was (misbruik van de pers), het aantal (on)terechte klachten en natuurlijk ook het aantal feitelijke fouten dat zonder klacht aan het licht kwam
  • lezers die via de media informatie krijgen van een nieuwsfeit waar ze bij aanwezig waren of over een onderwerp waarin ze deskundig zijn, voelen minder verbazing of woede en meer herkenning
  • in de journalistiek functioneert een toezichthouder die (net als een accountant) beëdigd en namens de samenleving vertrouwelijk audits maakt van de gehanteerde werkwijze bij alle professioneel opererende media en jaarlijks een openbaar oordeel geeft over de zorgvuldigheid
  • journalisten vragen zich consequent af ‘als mijn lezer een besluit neemt op basis van de door mij verstrekte informatie (bijvoorbeeld wat ze gaan stemmen bij de verkiezingen), komen ze dan van een koude kermis thuis?’
  • journalisten worden aangesproken op het zoeken van nieuwe invalshoeken, zodat ze niet meer allemaal achter de zelfde hype aanrennen
  • media werken projectmatig: ieder onderwerp waarover de afgelopen X-tijd is bericht wordt dagelijks bijgewerkt, zodat wie daarvoor wil betalen altijd zicht heeft op de actuele situatie. Bijvoorbeeld: hoe staat het met ‘vergeten oorlogen’, en wanneer staat een bepaald wetsvoorstel op de agenda van de Kamer?
  • journalisten anticiperen op gebeurtenissen, dat wil zeggen dat ze gemotiveerd (dus zonder speculeren) berichten over de meest waarschijnlijke scenario’s en wat er voor nodig is om de waarschijnlijkheid ervan te vergroten of te verkleinen. Vooral de voorspellingen van machthebbers over de beoogde resultaten van hun beleid mogen worden vergeleken met de werkelijke resultaten
  • en journalisten zijn in staat het belang van machthebbers te relativeren. Als ik wil weten of de Iran plannen heeft voor kernwapens kan ik afgaan op toespraken van presidenten of ministers over de hele wereld, maar misschien zegt dit filmpje van NOS-correspondent Sander van Hoorn wel meer.


 Als de bedrijfsjournalistiek volwassen is geworden, is de situatie deels vergelijkbaar:
  • bij ieder bericht van meer dan een paar honderd woorden komen twee of meer stakeholders aan het woord
  • openheid wordt door opdrachtgevers en bedrijfsjournalisten gezien als een kans om te leren en niet meer als een aantasting van de hiërarchie
  • transparantie over de eigen werkwijze door middel van statistieken met aantallen: anonieme bronnen, hoe vaak een onderwerp een proefballon was (misbruik van de pers), het aantal (on)terechte klachten en natuurlijk ook het aantal feitelijke fouten dat zonder klacht aan het licht kwam
  • lezers die via de media informatie krijgen van een nieuwsfeit waar ze bij aanwezig waren of over een onderwerp waarin ze deskundig zijn, voelen minder verbazing of woede en meer herkenning
  • in de journalistiek functioneert een toezichthouder die (net als een accountant) beëdigd en namens de samenleving vertrouwelijk audits maakt van de gehanteerde werkwijze bij alle professioneel opererende media en jaarlijks een openbaar oordeel geeft over de zorgvuldigheid
  • journalisten vragen zich consequent af ‘als mijn lezer een mening vormt op basis van de door mij verstrekte informatie (bijvoorbeeld op wie ze stemmen bij de OR-verkiezingen of steun uitspreken voor een bepaalde beleidsmaatregel), kunnen ze daar dan van op aan en behouden ze hun motivatie?’
  • opdrachtgevers geven bedrijfsjournalisten de ruimte om hun expertise te leveren en luisteren naar hun adviezen.
Klik op de foto voor de uitzending van VPRO Tegenlichte over De kapitale kracht van geluk.
VPRO Tegenlicht over De kapitale kracht van geluk, met de Braziliaanse ondernemer Ricardo Semler.
Peter Pula vertelde tijdens een workshop in Amsterdam op 18 februari dat bij een organisatie die in de externe communicatie generatief ging werken, aanvankelijk veel interne weerstand bestond. Een kleine groep van professionals die wel meedeed kreeg direct een enorme respons uit de markt, wat voor anderen reden was dit initiatief een kans te geven. De verklaring van Pula: “Door de uitwisseling van grassrootsverhalen op gang te brengen wordt de ontwikkeling kennis en loyaliteit van stakeholders veel sterker. Dat verbetert de motivatie en de onplooiingskansen van medewerkers en de organisatie profiteert daarvan bij het nemen van besluiten, zowel op operationeel als tactisch en strategisch niveau.”

Verbinden

Wat zou generatieve journalistiek kunnen bijdragen aan het realiseren van de in de vorige paragraaf genoemde twee visies? Aangezien GJ is gebaseerd op AI kunnen we eerst kijken wat AI met journalistiek gemeen heeft. Dat is de I van AI die staat voor inquiry, onderzoek. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij toepassing van het principe van hoor en wederhoor. Een onderzoekende houding blijkt ook bij het uitgangspunt dat een uitlating van een bron niet wordt gepubliceerd voordat deze is bevestigd door een andere bron. De A in AI staat voor appreciative: waarderend, uitgaan van positieve intenties en kwaliteiten bij alle betrokkenen. Daar doet zich een tegenstelling voor met de journalistiek die graag uitgaat van negatieve intenties (eigenbelang) en onvermogens.
 
Maar dat is heel generaliserend. Het is binnen AI gebruikelijk om specifiek te kijken welke stakeholders er bij een vraagstuk zijn en wat hun houding is om vervolgens hun behoeftes te verbinden tot een win-winsituatie. Dat wil ik in deze paragraaf doen.

Lezers en adverteerders

Voor de publieksjournalistiek kies ik het perspectief van de stakeholdergroepen lezers en adverteerders, aangezien zij voor de economische positie van de sector momenteel cruciaal zijn. Over de consequenties voor andere stakeholders (redactie, bronnen, drukkerij, samenleving e.a.) gaat de auteurs dezes graag met u in gesprek.

De lezers (kijkers, luisteraars) van een publieksmedium hebben onder meer de volgende behoeftes:
  • informatie over nieuwe ontwikkelingen die voor hen van belang zijn
  • aanbod van deze informatie op een boeiende manier. Niet alleen woorden, ook beelden en andere sensaties: verhalen, metaforen, emoties. Een overzicht van alle factoren die impact en herinnering stimuleren is de Smashin’ Scope van de Britse geheugendeskundige Tony Buzan
  • identificatie, zowel met personen in het nieuws (‘wat zou ik doen als ik in de schoenen stond van ...?’) als met degenen met wie het nieuws wordt besproken (delen van woede, bezorgdheid, plezier etc)
Adverteerders hebben de volgende behoeftes:
  • interesse bij lezers zodat de fascinatie waarmee ze kennisnemen van het nieuws blijft bestaan bij het bekijken van advertenties
  • duidelijkheid over de kenmerken van lezers zodat beslissingen over de plaatsing van advertenties heel gericht en met kans op succes worden genomen
  • synergie met de redactionele planning bijvoorbeeld bij themanummers (het gaat hier puur om de planning, de inhoud van de berichtgeving blijft onafhankelijk, anders zou de informatiewaarde voor de lezer verloren gaan)
  • meetbaarheid van resultaten.

Stijgende fascinatie

Als het klopt dat GJ leidt tot het intensiveren van het contact met lezers, zal er steeds meer wederzijds begrip komen. Lezers begrijpen beter hoe het nieuws tot stand komt (bijvoorbeeld waarom een krant niet zo actueel kan zijn als de radio) en de media krijgen door waarover de lezer meer wil weten en hoe ze die informatie kunnen presenteren. De fascinatie van lezers zal hierdoor toenemen, zodat ook adverteerders meer tevreden zijn.
 
Dat is een heel positief scenario. Natuurlijk kan het ook anders lopen: de dialoog met lezers kost zoveel tijd dat medewerkers het gevoel krijgen dat ze tijd verspillen zonder dat het wat oplevert. In de top wordt dan gesproken van inefficiency en dan is verlies van arbeidsplaatsen een veelvoorkomend adagium.

Cynisme heroverwegen

En er zijn nog meer scenario’s denkbaar. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe het werkelijk gaat en wat de succesfactoren zijn. In elk geval lijkt het positieve scenario niet alleen logisch, het komt ook voor in de praktijk. Een belangrijke succesfactor is in elk geval dat journalisten zelf voordelen zien van deze werkwijze zodat zij hun neiging tot cynisme kunnen heroverwegen, al is het maar tijdelijk. 

Journalisten zijn doorgaans goed in staat hun lerend vermogen te verstoppen achter redeneringen rond machtsverhoudingen en de behoefte aan een goede relatie met bronnen. Toch zijn journalisten, net als alle andere professionals, lerend ingesteld omdat zij grote bevrediging ondervinden door te ontdekken hoe ze hun werk beter kunnen doen. Gebruikmaken van deze houding is wat mij betreft dan ook cruciaal.

Lezer en opdrachtgever

Stakeholders in de bedrijfsjournalistiek zijn onder meer: lezers, opdrachtgever, redactie, ondernemingsraad, thuisfront, leveranciers, omwonenden en overheden. Ik  inventariseer hier de behoeftes van lezers en opdrachtgever en ga graag met u in gesprek over het kweken van synergie met andere partijen.

De belangrijkste behoeftes van lezers van een personeelsblad zijn aldus:
  • de lezer ervaart binding met de organisatie vanuit zingeving en bestaanszekerheid, die wordt uitgedrukt in loyaliteit: een gemotiveerde houding in het werk en terzijde daarvan (bijvoorbeeld buiten werktijd contact leggen met een klant). In ruil daarvoor vragen zij informatie die voor het handhaven van hun loyaliteit relevant is
  • aanbod van de informatie op een professionele manier zodat lezers weten dat de organisatie echt geïnteresseerd is in hun aandacht voor een communicatieve boodschap. Dit betekent evenwicht tussen voorspelbaar en verrassend. Enerzijds wil de lezer zekerheid, geen gerommel met lettertype, schrijfstijl en de verdeling van onderwerpen over het blad.Maar binnen die marge is verrassing nodig om de lezer te boeien: een opmerkelijke foto, een gewaagd onderwerp en een kop die nieuwsgierig maakt.
  • het uitdrukken van de organisatiecultuur op een wijze die herkenning oproept ‘ja, zo gaan wij hier met elkaar om’.
Wat de opdrachtgever wil is:
  • communicatie die motiverend werkt zodat lezers tijdens het werk en daarbuiten weten wat hen te doen staat om de belangen van de organisatie te dienen en zich daar ook naar gedragen
  • daarnaast wil de opdrachtgever dat lezers begrip hebben voor het gevoerde beleid. Ze hoeven niet staan te juichen als een bepaalde vestiging wordt ingekrompen, maar het is wel de bedoeling dat ze dit besluit als gerechtvaardigd beschouwen. Informatie via het personeelsblad kan hierbij een belangrijke rol vervullen
  • en natuurlijk wil de opdrachtgever ook zicht op de waarde van de bestedingen voor het personeelsblad: return on investment in de vorm van hogere productiviteit en daling van ziekteverzuim.
De doorsnee opdrachtgever beantwoordt de vraag ‘wilt u kritiek in het  blad?’ met een bezorgd NEE. En op de vraag ‘wilt u dat het blad geloofwaardig is?’ komt een volmondig JA. Ik denk dat GJ behulpzaam kan zijn bij het aangaan van een dialoog over het spanningsveld tussen deze twee antwoorden. GJ is door de positieve benadering voor niemand bedreigend, dus ook niet voor de hiërarchie, tegelijk is het een manier om te zorgen dat de werkvloer zich eindelijk gehoord voelt. Dat betekent dat de organisatie kan ontdekken wat de waarde is van dialoog, openheid, samenwerking en kennisdeling.

De behoeftes rond magazines voor relaties, leden en donateurs kunnen op een soortgelijke manier in kaart worden gebracht.

Waardering voor loyaliteit

GJ kan bijdragen aan een beter functionerend personeelsblad door te zorgen dat informatie niet alleen inhoudelijk juist is, maar ook inspeelt op de emoties die leven in de organisatiecultuur en in de behoefte van iedere medewerker die waardering zoekt voor zijn of haar loyaliteit.

Uiteraard zijn ook hier negatieve scenario’s denkbaar en is het ook hier de praktijk die uitwijst welke kant het op gaat en hoe de kans op succes kan worden vergroot. 

Vormgeven

In de fase vormgeven gaat het om concrete acties en het definiëren van tussentijdse resultaten.

De onder Verbeelden genoemde innovaties acht ik gewenst voor het bieden van toegevoegde waarde en dus voor een winstgevend mediabedrijf. Naast deze inhoudelijke verbeteringen denk ik dat er ook nog heel veel innovaties nodig en mogelijk zijn om de binding met de klant te versterken door de berichtgeving tot een beleving te maken, zonder dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.

Concurrentie drijft media

Een nog niet genoemd probleem is dat de neiging van lezers om ontevreden te zijn over een berichtgeving die de eigen overtuiging op losse schroeven zet. Dit is des te ernstiger omdat mediabedrijven moeten concurreren met andere bedrijven bij het vinden van omzet en financiering.

Het is daarom wat mij betreft ook denkbaar dat de waarde van de pers als bron van informatie voor publieke besluitvorming tot uiting komt in een collectieve financiering, zoals ook sportvoorzieningen in het algemeen belang worden ondersteund vanuit de overheid. Uiteraard moet de financiering volstrekt onafhankelijk zijn en diversiteit garanderen.

Waardering zonder mopperen?

Daarnaast zijn ook op miconiveau (in de grassroots) stappen vooruit te zetten. Het consequent en praktisch hanteren van AI valt niet altijd mee. Dat vereist dat je altijd positief en onbevangen blijft. In werklijkheid is het te begrijpen dat de ergernis jegens een bepaalde collega wel eens hoog oploopt, evenals de weerstand om erover te praten.  Iedereen heeft wel eens behoefte om ongenoegens van zich af te mopperen of om een knelpunt te signaleren. Het getuigt van loyaliteit aan de organisatie om te kunnen zeggen ‘als we niet inspelen op deze ontwikkeling verliezen we veel marktaandeel’. Het is dus erg nodig om de toepassing van AI realistisch te houden en het benoemen van negatieve zaken niet af te doen als een overtreding van de ongeschreven regels.

Daarnaast heb ik de indruk dat beoefenaren van GJ kennis en vaardigheden missen die nodig zijn bij journalistieke werkzaamheden. Ik hoor niemand over het hanteren van een journalistieke formule, het lijkt alsof alle teksten die goed bedoeld zijn en geschreven met respect voor de geïnterviewde per definitie lezenswaardig zijn. Mijn indruk is ook dat er geen besef bestaat van genres, bijvoorbeeld het verschil tussen commentaar, column, rubriek en cursiefje. Of de noodzaak van maatstaven voor het aangaan van dilemma’s rond openheid. Wat doe je als een medewerker tijdens het interview de strategie van de directie ter discussie stelt of claimt dat bepaalde beloftes niet zijn nagekomen?

Feiten, meningen en belangen

Enerzijds zie ik bij beoefenaren van GJ kwaliteiten waarvan het belang in de journalistiek wel eens wordt onderschat: leidinggeven, visie, kennis van de organisatiecultuur en adviesvaardigheid. Tegelijk denk ik dat GJ gebaat zou zijn bij de volgende kwaliteiten:
  • manoeuvreerkunst als ego’s opspelen bij een tekst die volkomen juist is ‘maar het is toch demotiverend als het gezegd wordt’ (een mogelijk antwoord hierop is dat het juist demotiverend is om informatie te krijgen waarvan iedereen weet dat deze onwaar is)
  • schrijfvaardigheid bij het aansluiten van communicatiedoelen (informeringsbehoefte) op de informatiebehoefte van de leze
  • creativiteit bij het vinden van oplossingen hiervoor
  • nieuwsgierigheid en volharding bij het opsporen van relevante feiten
  • feiten scheiden van meningen en belangen
  • eigenwijsheid, de meest onderschatte kwaliteit in de journalistiek: de illusie hebben dat je iets te melden hebt wat de moeite waard is om te verspreiden.
Waar het eigenlijk op neerkomt is het besef dat informatie die wordt opgeschreven en gepubliceerd nog niet vanzelf wordt gevonden, gelezen, overwogen, aanvaard, gedeeld, onthouden en toegepast. Ik heb sinds eind september een aantal pogingen gedaan tot overleg met GJ-professionals, maar het vermoeden dat hierin stappen vooruit gezet kunnen worden is blijven bestaan.

 

Verwezenlijken

Deze fase van het AI-proces gaat over het maken van een plan, de uitvoering ervan en het bereiken van resultaat.

Ik acht mijzelf op het gebied van AI niet deskundig genoeg voor het maken van een plan. Ik denk wel dat het te maken plan. Een belangrijk onderdeel van dit plan zal zijn het doen van onderzoek naar wat het beste werkt door de uitwisseling van praktijkervaringen. Het in kaart brengen van verbeterkansen (oplossingen voor problemen die zich in de praktijk voordoen) dient te gebeuren met oog voor eigenheid van iedere organisatie. Best practices kunnen heel nuttig zijn, maar het blind overnemen ervan is nooit effectief.

 

Samenvatting

Zowel publieksjournalisten als bedrijfsjournalisten kunnen baat hebben bij de generatieve aanpak, het brengen van nieuws volgens de uitgangspunten van Appreciative Inquiry. Dit schept een sfeer van veiligheid, synergie, draagvlak en resultaat. Of dit effect werkelijk duurzaam optreedt moet worden onderzocht. Tot de succesfactoren behoren basiskennis en –vaardigheden op het gebied van journalistiek en het zorgvuldig in kaart brengen van de behoeftes van alle stakeholders. Voor publieksjournalisten vraagt de generatieve aanpak om een cultuurverandering, maar aangezien deze sector eraan toe is om de bakens te verzetten is dat een mooie uitdaging. Binnen de bedrijfsjournalistiek kan GJ helpen om het belang van openheid hard te maken op een manier die de top aanspreekt.

 

Links

Uitgangspunten voor generatieve teksten staan in het document The Greatest Way to Co-Create Your Story.
Voorbeelden van journalistiek met grassrootsaanpak in het Nederlandse taalgebied zijn
Initiatieven op het gebied van generatieve journalistiek:
  • grondlegger Peter Pula is directeur van het in Canada gevestigde Axiom News
  • in Vlaanderen kreeg hij navolging van Axiomnieuws
  • Van Gemert Groep coördineert de oprichting van een Nederlands initiatief.
Een Nederlands AI-leertraject is De waarde van kracht.
Dit is mijn tweede blog naar aanleiding van de workshop van Peter Pula op 18 februari, het eerste blog heet AI :-) een spiegel.
Wilt u een tweet maken over dit blog dan kunt u voor een mention en een verkorte link hier terecht.
Dit plaatje van Peggy Holman brengt ons terug bij de fase Verbeelden: er is van alles mogelijk. Laten we vanuit die inspiratie beseffen dat er veel te Verwezenlijken is. (klik op het beeld voor een vergroting, daarnaast klikken brengt u weer terug naar deze pagina)



woensdag 16 oktober 2013

Praktische transparantie

Heldere informatie als mensenrecht

In het Nederlands hebben we twee spreekwoorden. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. En Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. Moraliserend en tegelijk relevant. Enerzijds lijkt het alsof technieken voor propaganda en manipulatie steeds meer worden verfijnd, gelukkig ontwikkelt ook het achterhalen ervan zich steeds verder. De volgzame burgers van vroeger werden mondig en vaardig: bij twijfels over uitspraken van een bedrijf of overheid doen ze zelf onderzoek en ze wisselen de resultaten daarvan razendsnel uit.

Dat doet denken aan grondrechten die in het verleden werden bevochten, zoals onderwijs en vrijheid van meningsuiting. Wat mij betreft is ook transparantie bezig uit te groeien tot een mensenrecht: een fundamenteel recht dat organisch ontstaat en wordt afgedwongen door maatschappelijke ontwikkelingen.

 

Feiten

Waar hebben we het over? Laten we transparantie eerst goed omschrijven: het begint met openheid. Een organisatie die open communiceert houdt rekening met verschillende zienswijzen, gaat in op vragen die bij de doelgroep leven en maakt onderscheid tussen feiten, meningen en belangen. Daarom is de definitie van transparante communicatie: de betreffende informatie is juist, verifieerbaar, consistent en overzichtelijk voor de doelgroep.

Transparantie is daarmee een gevolg van doelgerichte openheid en legt een basis voor vertrouwen. En als vertrouwen herhaaldelijk wordt waargemaakt heeft ook dat een gevolg: stijgende loyaliteit (de mate waarin mensen hun relatie met een organisatie bestendigen). Bijvoorbeeld in de vorm van herhalingsaankopen, aanbevelingen bij anderen of positieve uitlatingen in sociale media. Ook begrip voor impopulaire maatregelen is een belangrijk resultaat. Bij de overheid gaat het dan bijvoorbeeld om het niet ontduiken van belasting en het niet aanspannen van procedures tegen beladen plannen, zoals vestiging van een asielzoekerscentrum of afkickkliniek in de wijk. Voor bedrijven is het van belang dat klanten bij een klacht of een prijsverhoging niet weglopen. En of medewerkers akkoord gaan met een reorganisatie hangt mede af van hun beleving of er rekening met hun belangen is gehouden, bij de bestaande plannen en in het verleden.

Wapensystemen
Al tientallen jaren spelen er kwesties rond transparantie bij publieke discussies. De werkelijke reden voor de VS om in 1991 buiten de VN-Veiligheidsraad om Irak aan te vallen is nooit duidelijk geworden. De officiële versie was dat het ging om mensenrechten in het door Irak bezette Koeweit. Maar als snel kwamen wetenschappers met interpretaties over oliebelangen en het uittesten van nieuwe wapensystemen. Bij de Golfoorlog in 2003 werd de officiële reden heel snel onderuit gehaald: er waren geen massavernietigingswapens in Irak. En actueel: wat kan de reden zijn voor de Tea Party in Amerika om de belangen van de Republikeinse Partij, de nationale economie en zelfs de wereldeconomie op het spel te zetten met het blokkeren van de overheidsfinanciën?

Ook in de Nederlandse politieke verhoudingen spelen transparantiekwesties. In de discussie over de geluidshinder rond Schiphol werd door partijen die voorstander van uitbreiding waren gepleit voor het afschaffen van de geluidsnormen omdat de meetwijze absurd was. Alsof de geluidshinder daarmee werd bestreden. Bij het besluit over de keuze voor een opvolger van de F16 wordt alsmaar niet duidelijk of dit gebeurt vanwege de vermeende kwaliteiten van de JSF of omdat de Nederlandse overheid geen verlies wil lijden op het financiële aandeel dat in dit project is genomen.

Heel actueel zijn natuurlijk ook de onthullingen van Edward Snowden over het project Prism van de Amerikaanse geheime dienst NSA. De doelen en de motieven van Prism lijken niet erg transparant, ook al gebeurt alles uit naam van de democratie. Daarnaast is de vraag hoe groot de transparantie van die enorme hoeveelheid data voor de NSA zelf eigenlijk is. Zou het denkbaar zijn dat door gebrek aan overzicht de echte terroristen niet op tijd worden opgemerkt en door de mazen van het net glippen?

Analyse

Op zich is het begrijpelijk dat overheden en bedrijven terughoudend zijn met transparantie. Het geeft kwetsbaarheid naar anderen (concurrentie, rechterlijke instanties) en als je richting klanten een gewekte verwachting niet kunt nakomen, wek je teleurstelling in plaats van loyaliteit. Bovendien is er dan vaak nog het risico dat die teleurstelling gejuridiseerd word. Bijvoorbeeld bij een ramp zijn betrokken organisaties altijd geneigd tot ‘geen commentaar’ omdat er anders misschien claims worden ingediend. Opvallend is dat daarbij steeds wordt uitgegaan van gevaren en niet van kansen. Zo zegt de Leidse hoogleraar conflict en veiligheid Beatrice de Graaf: “Mensen willen na een ramp excuses, omdat ze dan weer kunnen omgaan met de situatie, niet omdat ze dan schadevergoeding kunnen eisen. Maar als die excuses niet komen, dan komt het accent wel op schadevergoeding te liggen.”


Deskundigen op het gebied van interactie en dialoog heb ik vaak horen vertellen dat mensen best begrijpen dat ze niet altijd hun zin krijgen, zelfs als ze veeleisend zijn. Maar iedereen wil wel gehoord worden en als dat niet gebeurt gaan de hakken in het zand. Het WRR-rapport De menselijke beslisser spreekt in dat kader van procedurele rechtvaardigheid versus distributieve rechtvaardigheid. Wanneer mensen een besluitvormingsprocedure als zorgvuldig ervaren zullen ze eerder hun bezwaren tegen een ongewenst besluit laten vallen. Ook al vinden ze het besluit onrechtvaardig, ze begrijpen dat er een beslissing moet worden genomen en dat niet bij ieder afzonderlijk besluit de lasten en lusten evenredig verdeeld kunnen worden.

Conclusies met verwachting

Tv-toespraak van premier Den Uijl tijdens de oliecrisis van 1973.
Beleidsmakers die zich bij het omgaan met transparantie tot nu toe hebben laten leiden door risico’s zijn toe aan een stevige reflectie. De voordelen van transparantie nemen toe (evenals de noodzaak) en de nadelen worden kleiner. Dat is bijvoorbeeld gebleken tijdens de noodsituatie van de oliecrisis in 1973, waarin harde maatregelen werden afgekondigd zonder dat dit tot veel protesten leidde. De achtergronden staan op Wikipedia.

Toekomst met advies

Dit zijn bouwstenen voor transparantie:

Nulmeting

Door de bestaande transparantie te meten ken je de uitgangssituatie. Daarbij dient de beleving van transparantie in alle niveaus en sectoren van de organisatie te worden onderzocht: in elk geval intern, desgewenst ook extern. Hierbij kunnen vragen en stellingen worden voorgelegd om na te gaan of de organisatie duidelijkheid biedt aan medewerkers en andere stakeholders. Enkele voorbeeldstellingen waarop respondenten kunnen antwoorden met (zeer) eens, neutraal of (zeer) oneens:
  • Ik begrijp het beleid van deze organisatie meestal goed.
  • Als ik het beleid niet begrijp weet ik wat ik moet doen om antwoord op mijn vragen te krijgen.
  • Als ik die vragen stel krijg ik binnen een redelijke termijn antwoord.

 

Stakeholderanalyse

Analyseer de stakeholders en onderzoek hun mening over de inhoud van het beleid, de besluitvorming over het beleid en over de kwaliteit van de relatie met de organisatie.

Verklaring onder ede

Het afleggen van een eed is een maatregel die zowel juridisch als psychologisch werkt naar betrokkenen en degenen met wie zij zaken doen. Strekking van de eed kan zijn dat er gestreefd wordt naar transparantie en op welke normen, waarden en gedragingen de aflegger van de eed aanspreekbaar is.

Schrijf beleidsrapporten op basis van een checklist

Bij een beleidsstuk dat dilemma's bevat (dus dat verder gaat dan puur technische maatregelen) kan de volgende checklist stimulerend zijn voor de transparantie:
  • geef een overzicht van alle betrokken partijen en hun rationele belangen die rond dit onderwerp nagestreefd zouden kunnen worden
  • idem voor de wensen/behoeftes/emoties en ongeschreven regels
  • welke strijdigheden komen hierbij naar voren (tussen ratio en emotie en tussen verschillende partijen)?
  • aan de hand van welke vragen/uitgangspunten worden beslissingen genomen? Wat zijn bijvoorbeeld de maatstaven voor succes?
  • welke vragen moeten volgens de diverse partijen worden beantwoord om een besluit te kunnen nemen? Vinden ze zelf dat die vragen afdoende zijn beantwoord?
  • wanneer wordt een vraag als beantwoord beschouwd?
  • hoe worden afwegingen gemaakt en worden daarbij ook belangen en vragen van anderen betrokken?
  • welke factoren geven meestal de doorslag?
  • wordt een genomen besluit helder verantwoord?
  • wat vinden de partijen van de wijze waarop zij zelf en andere partijen met informatie omgaan (zorgvuldig, open, ...)?
  • hoe verliepen soortgelijke processen bij deze partijen in het verleden? Is er een verwachting voor de toekomst? Is het actuele proces daardoor beladen of kijkt men er laconiek tegenaan?
  • bij welke aspecten bestaat kans op misverstanden?
  • welke behoeftes spelen bij individueel beslissers? (zonder betrokkenen bij naam te noemen aangeven of in de directie zorgen bestaan over de werkdruk of bijvoorbeeld de organisatiecultuur)
Uiteraard hoeft niet ieder van deze elementen in iedere situatie te worden toegepast: als een onderdeel van deze checklist heel veel tijd kost en naar verwachting weinig oplevert, kan ervoor worden gekozen dit achterwege te laten. Zorg wel dat de keuze hiervoor gedocumenteerd wordt zodat deze transparant kan worden verantwoord.

Samenvatting

De voordelen van transparantie nemen toe (evenals de noodzaak) en de nadelen worden kleiner. Tools voor transparantie zijn: (nul)meting, stakeholderanalyse, verklaring onder ede en het gebruik van een checklist.

Er zijn dus veel mogelijkheden om te doen wat de Tilburgse hoogleraar Innovatie Bart Nooteboom bepleit in zijn blogstuk Vertrouwen vergt openheid: 'wordt wakker uit de roes van je macht en neem je verantwoordelijkheid'.

maandag 15 oktober 2012

Willen we geweld lozen?

Hoe broos is geweldloos?

Stel dat we geweld kunnen uitbannen, afstoten, blokkeren, smoren, afwijzen. Of herkennen, hanteren, omvormen, vervangen ... zodat we met respect voor ieders intenties een andere uitingsvorm kunnen kiezen voor angst en drift. Dat lijkt mij een mooi vooruitzicht voor een wereld waarin de Power of WE aan de winnende hand is. Nu dit het thema is van Blog action day 2012, ben ik ervoor gaan zitten. Als we ons willen ontdoen van geweld, wat doen we dan met het woord geweldloos?


In de vorige alinea heb ik twee keer het woord geweld afzonderlijk gebruikt en een keer de twee lettergrepen als onderdeel van het woord geweldloos. Ik heb daarmee mijn lezers drie keer deze term voorgeschoteld, dat is in tachtig woorden een beetje veel voor iemand die als vredelievend te boek wil staan. Dit blogstuk gaat over de vraag: is het zinvol een alternatief te zoeken voor het woord geweldloos?

Feiten in context

Geweldloosheid is het afzien van geweld of het dreigen daarmee. Geweld kan fysiek van aard zijn, maar ook moreel (opleggen van normen en waarden), emotioneel (inspelen op gevoelens van angst of schuld) of manipulatief (knoeien met de waarheid). Een plastische definitie komt van paardentrainer Monty Roberts in zijn boek Wijze lessen voor de mens: “Geweldloosheid betekent je onthouden van uitspraken als ‘je doet wat ik wil of ik doe je pijn’.”

De term geweldloosheid is gebaseerd op het begrip ahimsa dat behoort tot het gedachtegoed van Mahatma Gandhi, vredelievend strijder voor de onafhankelijkheid van India. De letterlijke betekenis van ahimsa is: zonder geweld. Onder geweldloosheid wordt verstaan een levenshouding die recht doet aan al wat leeft en die handelingsvrijheid geeft aan iedereen (inclusief jezelf).

Wanneer de verhoudingen soepel zijn is dat meestal geen probleem. Maar soms is de tijd van mooiweerzeilen voorbij, dan wordt het een uitdaging om zuiver te blijven: opkomen voor jezelf zonder de emoties die spelen (onnodig) te schaden. Hiermee streef je naar een optimaal contact met jezelf en de ander, je gaat daarover met elkaar in dialoog voor een creatieve oplossing.

Mythes

Er is een aantal misverstanden over geweldloosheid, zoals:

  • ‘je laat over je lopen’
    Als je wordt aangevallen en geweldloos blijft, houdt dat niet in dat je geen grenzen aangeeft, zelfbescherming toepast of woede uitdrukt. Wat afwijkt van de traditionele reactie is dat je het accent legt op deëscalatie met respect voor jezelf en de ander
  • ‘je ziet ervan af anderen te beïnvloeden’
    Iedereen beïnvloedt anderen, verbaal en non-verbaal. Geweldloze beïnvloeding gebeurt transparant, je bent erop aanspreekbaar en je bent ook bereid te worden beïnvloed
  • ‘er is een strikte scheiding tussen geweld en geweldloosheid’
    Niemand is permanent gewelddadig, zoals ook niemand permanent geweldloos is
  • ‘het is gemakkelijk’
    Dergelijke gurutaal uit de jaren zestig wordt vandaag de dag niet vaak meer gehoord. Geweldloosheid voorstaan betekent niet dat je altijd redelijk, aardig, tactvol en meelevend bent. Je hebt soms je dag niet, soms verlies je je geduld of word je op een gevoelige plek geraakt. Heel logisch, begrijpelijk, aanvaardbaar en leerzaam. Misschien is dat laatste nog wel de Power of WE in optima forma: je leert van degenen die anders tegen het leven aankijken veel meer dan van degenen met wie je het altijd eens bent. Jezus zei al ‘heb uw vijand lief’
  • ‘het is onhaalbaar en utopisch’
    Iedereen heeft wel eens een conflict uitgepraat, het wederzijdse vertrouwen hersteld en de eerdere interpretatie van wat de ander bedoelde herzien. Wanneer het misverstand achter de rug is geeft dat een diep, dankbaar en onbetaalbaar gevoel van opluchting waar iedereen naar verlangt. Wie dat heeft meegemaakt weet dat het even haalbaar als gewenst is om een vertrouwensbreuk te voorkomen.

Fragment van het Indisch Monument
in Den Haag, waar de Tweede
Wereldoorlog in Azië wordt herdacht
(maker Jaroslawa Dankowa).

Gandhi zocht alternatieven voor het woord geweldloosheid en kwam uit bij waarheidskracht en liefdeskracht. Twee termen die ook niet echt uitblinken qua duidelijkheid: de waarheid is moeilijk te claimen en liefde heeft ook een erotische betekenis. Op een mailinglijst las ik een uitspraak van Marshall Rosenberg (grondlegger van de methode voor geweldloze communicatie) dat hij niet gelukkig is met de term nonviolence, maar dat deze in het Engelse taalgebied zo bekend is dat het moeilijk wordt een alternatief te vinden. Overigens heeft het woord natuurlijk ook pluspunten: waarschijnlijk de grootste naamsbekendheid van alle termen met deze betekenis en vermoedelijk ook de term met het meeste draagvlak onder degenen die er in de praktijk mee bezig zijn.

Analyse

Het is jammer dat er mythes bestaan rond het woord geweldloos, al is dat mede te wijten aan de onduidelijkheid die het woord oproept bij degenen die er niet mee bekend zijn. In mijn vak van communicatiedeskundige wordt onderscheid gemaakt tussen identiteit en imago. De identiteit van het woord geweldloos is de in paragraaf Feiten genoemde betekenis. Maar het imago wordt gevoed doordat de genoemde mythes berusten op een aantal onjuiste interpretaties. Dat het woord zweverig klinkt leidt dan bijvoorbeeld tot reacties als ‘je laat over je lopen’ of ‘het is utopisch’. Daar kun je nog met een goede uitleg op ingaan, maar dat is veel moeilijker bij een interpretatie dat geweldloos een term is die nogal oordelend klinkt. Hoewel voorzichtig omgaan met oordelen juist behoort tot de kern van geweldloosheid, denk ik dat veel mensen dit woord helaas als moraliserend ervaren. Door het woord geweldloosheid te gebruiken is het voor die ander alsof je zegt ‘ik heb meer vaardigheden en mijn morele standaarden zijn hoger dan die van jou’.

Een heel praktisch bezwaar is dat het menselijke brein niet goed overweg kan met ontkenningen omdat het grotendeels onbewust werkt. Bij het woord geweldloos zal de associatie met geweld blijven bestaan, net als ‘een baksteenloos gebouw’ of ‘een asfaltloze weg’ ongemerkt een beeld van bakstenen en asfalt oproepen. Een bordje in een winkel dat zegt ‘wij zijn open tot 18u’ geeft de klanten een meer welkom gevoel dan een bordje ‘wij zijn gesloten na 18u’. Uitdrukkingen als ‘stop Wilders’ en ‘antifascisme’ zullen in veel gevallen een averechtse werking hebben op de sympathie van het publiek voor datgene wat bestreden wordt. Ik kan me nog de oprichting van het Anti-oorlogsmuseum herinneren, gelukkig is het tegenwoordig te vinden op www.vredesmuseum.nl/ .

Alleen wanneer een positieve term echt veel meer woorden nodig heeft is een ontkenning zinvol, zoals bij ‘niet duwen’ op een automatische draaideur of ‘niet vouwen’ op een envelop. Op zich kan dit ook gelden voor geweldloos omdat dit woord zoveel diepgang heeft dat je een uitvoerige beschrijving nodig zou hebben om het te vervangen. In dat opzicht heb ik begrip voor wat de Stichting voor Actieve Geweldloosheid schrijft op de eigen website: “Geweldloosheid staat voor een positieve, actieve en creatieve kracht.” Het zou nog mooier zijn als een compact alternatief wordt gevonden dat meer aanspreekt en daardoor breed in het taalgebruik kan worden opgenomen.

Het zal niet gemakkelijk zijn zo’n term te vinden. Idealiter heeft het woord de volgende kenmerken:
  • positief, dus zonder ontkenning
  • passend bij de betekenis
  • creatief en aansprekend, dus minder zwaar klinkend dan geweldloos
  • verbuigingen zijn mogelijk naar: zelfstandig naamwoord (geweldloosheid), bijvoeglijk naamwoord (geweldloze actie), bijwoord (geweldloos communiceren). Eventueel ook een werkwoord, als equivalent van geweldloosheid toepassen
  • uitgaand van de eigen intenties. Een alternatief voor geweldloos communiceren is voor sommigen: verbindend communiceren. Als ik de betekenis van dit laatste begrip niet kende, zou ik me ongemakkelijk voelen bij iemand die verbindend communiceert omdat ik eerst wil weten wat dat voor mij betekent. Bij een woord dat alleen over de eigen intenties gaat, zal bij gesprekspartners veel minder snel twijfels oproepen of hun behoefte aan veiligheid en autonomie wordt vervuld
  • internationaal bruikbaar, bijvoorbeeld Engelstalig, zodat mensen van verschillende nationaliteiten elkaar begrijpen als ze het woord gebruiken
  • draagvlak onder degenen die al vele (tientallen) jaren in woord en daad met geweldloosheid bezig zijn.

Conclusies met verwachting

De term geweldloos(heid) zal altijd inspirerend blijven voor degenen die de betekenis ervan kennen, theoretisch en/of praktisch. Maar het ziet ernaar uit dat de minpunten van deze term een algemeen gebruik in de weg staan, tenzij het lukt om de betekenis meer bekendheid te geven en de inspiratie te verspreiden. Maar het zijn juist de minpunten die de kans hierop verkleinen en ik acht het dan ook waarschijnlijk dat de discussie of er geen betere term in cirkels zal blijven ronddraaien. Dat is op zich niet erg, maar het zou effectiever zijn om energie te steken in toepassing van geweldloosheid.

Toekomst met advies

Een heel bewuste keus voor handhaving van geweldloos of voor een alternatieve term is gewenst. Alternatieven die voldoen aan de genoemde kenmerken kunnen worden bedacht op basis van waarden die met geweldloosheid samenhangen. In de Nederlandse taal zijn dat bijvoorbeeld:
  • compassie 
  • verbinding zoekend
  • constructiviteit
  • contact
  • creativiteit
  • openheid
  • positiviteit
  • respect
  • synergie
  • vrede (vredevol, vreedzaam, vredig)
  • weldaad


Het vervolg van de discussie kan dan gaan op basis van crowdsourcing, via sociale media en zo veel mogelijk wereldwijd:

  1. de bovenstaande lijst wordt eerst verder aangevuld met nieuwe suggesties zodat de keus ruim is
  2. ook begrippen uit andere talen kunnen worden toegevoegd, bijvoorbeeld uit het Sanskriet ahimsa. Esperanto komt eveneens in aanmerking: dit wordt gezien als een taal die bruggen slaat en die bovendien cultureel ‘neutraal’ is, terwijl een op het Engels gebaseerde term wellicht op weerstand stuit op andere continenten. Vrede in Esperanto is paco, met een beetje creativiteit ontstaan dan pacoparol (vredespraak) en pacofaro (vredesdaad)
  3. vervolgens wordt in kaart gebracht voor welke termen verbuigingen mogelijk zijn naar de diverse woordsoorten (voor zoveel mogelijk talen). Aangezien taal een levende entiteit is, mogen hierbij nieuwe woorden, klanken en combinaties worden bedacht
  4. daarna kan de taalgebruikers worden gevraagd naar hun voorkeur via een (internationale) webenquête, waarin belangrijke vragen zijn: welk woord spreekt u het meeste aan? en welk criterium weegt voor u het zwaarste?
  5. dan komt de fase om een keuze te maken op basis van draagvlak bij de taalgebruikers. Wie dat kan doen, zal in de loop van het proces blijken. Idealiter zou de Algemene vergadering van de VN hiervoor in aanmerking komen.

Samenvatting

Geweldloosheid is een prachtig begrip dat voorziet in de behoefte van mensen aan inzichten om conflicten vreedzaam en adequaat op te lossen. Doordat deze term in meerdere opzichten niet goed wordt begrepen, blijft de verspreiding ervan beperkt. Dit is jammer voor heel veel wereldburgers die behoefte hebben aan deze inzichten: ouders en onderwijzend personeel plus de kinderen die aan hun zorg zijn toevertrouwd, bewoners die hun buurt als onveilig ervaren, medewerkers van hulpdiensten, uitkeringsinstanties en beveiligingsbedrijven. Natuurlijk ook politici en eigenlijk iedereen. De verspreiding van deze inzichten wordt gemakkelijker als een term wordt gevonden die als minder zwaar en meer inspirerend wordt ervaren. Of deze indruk door anderen wordt gedeeld plus het zoeken en inventariseren van alternatieven is een proces waarin iedereen kan participeren.

Gedreven door de Power of geWEldloosheid hoop ik dat dit gebeurt.

Links



woensdag 10 november 2010

Tot besluit – over methodiek SIMULATION

Het nemen van goede besluiten wordt steeds belangrijker. Besluiten worden steeds complexer omdat nieuwe stakeholders zich aandienen, omdat reputaties steeds gevoeliger worden en omdat ook (immateriële) consequenties op langere termijn moeten worden overzien. Bovendien zijn er steeds meer kpi’s waarmee het welslagen van een besluit wordt beoordeeld. Het is eigenlijk een wonder dat ik op mijn blogs nog nauwelijks over besluitvorming heb geschreven, ondanks mijn fascinatie voor het vinden van creatieve oplossingen die berusten op duurzaam draagvlak en die ook effectief zijn.

Ik werd uitgenodigd voor een bijeenkomst over een bijzonder instrument voor besluitvorming, genaamd. SIMULATION. Deze naam, waarover ik in mijn advies nog iets te melden heb, doet niets af aan het karakter van deze besluitvormingsmethodiek om creatieve oplossingen te vinden, los van vastgeroeste gewoontes en percepties. Zo heeft deze methode in het bedrijfsleven het meeste kans op succes als de deelnemers een grote mate van ontevredenheid hebben met de bestaande situatie en zich tegelijk verantwoordelijk voelen voor het vinden van een oplossing. Dat is dus omgekeerd aan de veelvoorkomende situatie waarin iedereen elkaar naar de mond praat en een genomen besluit niet wordt uitgevoerd omdat niemand daar belang bij heeft. Bijzonder is bovendien dat SIMULATION een instrument is waarbij je zelf bepaalt naar wie je luistert in een vergadering, terwijl je niet weet naar wie die ander luistert. Pas wanneer je met elkaar technisch op gelijke golflengte bent gekomen, kun je zien of dat inhoudelijk ook het geval is.

In het boek Kracht zonder macht (over 'verticale dialoog') van Cees Hoogendijk staat dat het instrument meestal wordt toegepast door deelnemers die een gemeenschappelijk probleem bespreken. Door een combinatie van gedrevenheid, goede vraagstelling en technische ondersteuning kunnen ze vrijuit praten en steeds zelfstandig bepalen naar wie ze luisteren. Dit geeft een dynamiek waarvan ik me kan voorstellen dat deze heel enerverend kan zijn en ik heb dat ook in de praktijk geproefd.

Advies aan: iedereen die zoekt naar optimalisering van besluitvorming voor zichzelf, voor de werkgever en/of voor klanten
Inzake: methode die techniek en vraagstelling combineert tot een diverse dialoog 
_____________________________________________

Feiten
Het is 21 oktober 2010. De elf deelnemers aan een bijeenkomst over SIMULATION hebben allemaal een kastje met een draaiknop om te bepalen wie van de anderen zij kunnen horen. Onder het tafelblad ligt zeshonderd meter kabel, vertelt Phillipe Mairesse, bedenker van de methode. Hij is van oorsprong technicus, werd kunstenaar en is vandaag de dag daarnaast ook consultant op het gebied van besluitvorming.

De deelnemers kennen elkaar nog niet. Ze hebben dus geen gemeenschappelijk professioneel probleem, wat betekent dat ze vooral in tweetallen praten over een eigen probleem en dan vervolgens wisselen van partner om een volgend aspect te bespreken. Ze kiezen een probleem en beantwoorden voor zichzelf een aantal vragen in een logische volgorde:
  • wat gebeurde er?
  • wie waren erbij betrokken?
  • wat heb ik ervaren?
  • wat is hierover nog niet gezegd?
  • wat zijn de consequenties van de situatie?
  • wat had ik kunnen doen en wat had hij kunnen doen?
  • wat kan ik nu doen?
  • hoe ziet de perfecte situatie eruit?
  • stel dat deze situatie is gerealiseerd, hoe is dat gegaan?
Ik oefen met een probleem dat recent is ontstaan. Een klant die ik voor de gelegenheid George zal noemen is hoofd communicatie. Ik heb een artikel geschreven op basis van research en een interview met hem en nu is hij niet tevreden over de tekst. Ik heb dat te horen gekregen in een e-mail waarin ook stond dat hij vanaf dat moment voor twee weken onbereikbaar is en die tijd is nog niet om. Tot zover de antwoorden op de eerste drie vragen.

Ik zal de andere vragen achtereenvolgens behandelen:
Wat is hierover nog niet gezegd?
  • de tekortkomingen van de tekst
  • de verwachtingen van George: duidelijkheid wat voor hem een goede tekst zou zijn geweest
  • mijn gevoelens bij deze gang van zaken
  • het antwoord op de vraag of hij nog vertrouwen in mij heeft.
Wat zijn de mogelijke consequenties?
  • intrekking van de opdracht
  • korting op de factuur
  • schuldgevoel bij mij plus irritatie en onzekerheid over mijn kwaliteiten.
Wie had wat kunnen doen? (met nadruk werd hier gewezen op het werkwoord kunnen, dus niet moeten)
  • in de hectiek bij de briefing voor deze opdracht had ik beter kunnen opletten. Ik vertrouwde erop dat mijn intuïtie alle ontbrekende informatie zou opvullen, maar mijn intuïtie zei juist dat er iets niet goed zat. Daarnaast had ik beter kunnen plannen zodat er meer ruimte was om bij te sturen
  • hij had zijn verwachtingen explicieter kunnen uitspreken en kunnen checken of ik de briefing begrepen had.
Wat kan ik nu doen?
  • geduldig wachten tot George terug is
  • dan uitleggen wat er aan mijn kant is gebeurd en vooral goed naar hem luisteren
  • uitgaan van empathie, voortzetting van de relatie en assertiviteit
  • beseffen dat geen van beide partijen voor honderd procent gelijk heeft
  • meedenken voor een oplossing om herhaling te voorkomen en daaraan meewerken.
Hoe ziet de perfecte situatie eruit?
  • de zakelijke relatie blijft in stand en leidt tot opdrachten die naar tevredenheid van beiden worden uitgevoerd
  • mijn ideeën en adviezen worden overgenomen
  • hij beveelt mij aan bij andere klanten.
Als die situatie is ontstaan, hoe zou dat verklaard kunnen worden?
  • George is ervan overtuigd dat ik naar vermogen heb gehandeld
  • we nemen onze afspraken nog een keer door en bevestigen deze
  • we houden beter de vinger aan de pols: betere afstemming, meer alertheid op mogelijke fricties en minder haast bij het bespreken van verwachtingen
  • ik behoud het vertrouwen dat ik kan bieden wat George nodig heeft
  • ik heb zelf ook weer het vertrouwen dat ik weet wat hij zoekt.

Een logische vervolgvraag tijdens de sessie zou voor mij zijn geweest om plenair te bespreken wat de deelnemers hebben bereikt en wat ze daarmee willen doen, met de kans om daar nog wat feedback van anderen op te krijgen. Helaas werd die vraag niet gesteld, wel een vraag die leidde tot een analytische benadering van de bruikbaarheid van het instrument. Dat was voor mij een domper omdat de flow van creativiteit en enthousiasme plotseling werd onderbroken. Het doet denken aan een hoogspringer die een aanloop neemt en voelt dat hij een record gaat breken, terwijl op dat moment de coach kritiek geeft op de kleur van zijn schoenen. Ik spreek mijn ongenoegen uit en Mairesse neemt het beleefd voor kennisgeving aan.
 
Analyse
Ik ervaar dat bij mij een stuk meer helderheid is ontstaan over de situatie. Een van de deelnemers waarmee ik in gesprek was, vroeg zich af of mijn interpretatie wel klopt en of de klant werkelijk ontevreden is. Het lijkt er wel op, in elk geval heb ik meer ideeën over mogelijke achtergronden en oplossingen, met als gevolg dat ik meer rust heb. Dat is te danken aan:
  • de zachte manier om het probleem te benaderen. Met zacht bedoel ik niet soft, maar zonder oordeel, met gevoel en verstand in evenwicht
  • een systematiek die je ‘hard’ zou kunnen noemen: een logische opbouw in de vraagstelling
  • de diversiteit aan reacties van verschillende gesprekspartners.

Na afloop vertelt Mairesse mij dat deze methode ook voor nieuwe inzichten heeft gezorgd in een bedrijf waar de profilering van een bepaald product niet werkte. “Er waren zoveel ongeschreven regels in de organisatie dat het beleid niet consistent werd uitgevoerd. Toen dat duidelijk werd kon de marketing worden aangepast met als gevolg dat het product alsnog door de markt werd begrepen. In een ander bedrijf heeft de methode geleid tot het kanaliseren van weerstand, waarna werd uitgesproken dat de instructies voor een productieafdeling niet duidelijk waren. Dat werd verholpen, daarna nam de uitval af en steeg de klanttevredenheid.”

Conclusies met verwachting
Er is naar mijn mening een groeiende noodzaak van instrumenten voor het verhogen van de kwaliteit van besluitvorming. Het gaat dan met name om de elementen die ik noem in het onderdeel Analyse, ik weet niet of deze methode ook een rol kan spelen bij:
  • het waarderen van verschillende alternatieven op hun haalbaarheid, effectiviteit en praktische uitvoerbaarheid
  • het uitwerken van deze waarderingen naar een potentieel besluit
  • het versterken hiervan met nieuwe ideeën
  • het monitoren van de uitvoering van het besluit.
Hoewel SIMULATION op deze laatste punten misschien minder goed scoort, kan het een heel zinvolle bijdrage leveren aan robuuste besluiten.

Interessant is ook dat de methode juist heel goed zou werken bij groepen waar ontevredenheid is met de bestaande situatie en waar tegelijk wel verantwoordelijkheid wordt gevoeld voor het vinden van een oplossing. Dit betekent ook dat managers die zichzelf niet in staat achten weerstand te hanteren en/of die een urgent besluit liever nog even uitstellen (omdat dit hun machtspositie ten goede komt), de medewerkers met een gerust hart aan een sessie kunnen laten deelnemen. Er komt vast iets moois uit dat veel kosten aan dure adviseurs bespaart, zonder dat iemand zijn handen hoeft te branden.

Toekomst met advies
SIMULATION heeft naar mijn indruk een kansrijke toekomst, dat blijkt al uit het onderdeel Conclusies. Ik denk wel dat een paar verbeteringen aanbevelenswaardig zijn.

Ik vind dat de methode een slechte naam heeft, letterlijk. Het is een naam waarvan de betekenis mij volkomen ontgaat omdat ik niet weet wat dit met simuleren te maken heeft. Zo’n naamkeuze zou je als een escapade kunnen beschouwen, die te wijten is aan de artiest in Mairesse. Maar simuleren heeft ook een vrij negatieve bijklank. Iemand die misbruik maakt van de ziektewet is een simulant. En wie met goede bedoelingen aan simulatie doet, is bezig tijd te verspillen, althans in de wereld van managers waar het gaat om prestatie, stress en strategie. Simuleren laten zij over aan wetenschappers die willen weten wat er gebeurt als over twintig jaar een dijk doorbreekt.

Een nieuwe naam is denkbaar op basis van het werkwoord stimuleren (met een t), maar dat woord is al vaak ge- en misbruikt. Misschien is Timula een mooi alternatief. De s denkt iedereen er vanzelf wel bij en er zijn genoeg webdomeinen. Dit onder voorbehoud van de associaties die het woord oproept in de verschillende taalgebieden op de wereld. Omdat er sprake is van een diversiteit aan dialogen, zou ook Multiloog of Polyloog (Multilogue, Polylogue) een mooie naam kunnen zijn.

Andere verbetermogelijkheden:
  • voorzetten van de logica in de opbouw tot aan het moment dat de energie kan worden vastgehouden door de deelnemers als zij uiteen gaan, zodat de kans op het daadwerkelijk uitvoeren van voornemens optimaal is
  • het stellen van regels voor de wijze waarop je met elkaar omgaat. Bijvoorbeeld: (hoe) geef je aan dat je wilt wisselen van partner en hoe praat je daar achteraf over als daar behoefte aan is? Een paar simpele regels geven duidelijkheid over het proces, versterken de creativiteit en scheppen zekerheid over het onderlinge respect
  • zoek naar innovaties die zorgen voor een paar extra faciliteiten. Stel dat ik zonder partner zit in de discussie en ik wil weten of iemand op mij is afgestemd. Hoe doe ik dat? En wat als ik er een derde gesprekspartner bij wil? Misschien zijn er in plaats van een draaiknop op het kastje van de headset ook andere technische middelen voor het opsporen van een vrije partner.

Samenvatting
Het is interessant om SIMULATION mee te maken, ondanks enkele tekortkomingen. Ik heb een aanzet kunnen geven voor het oplossen van een serieus probleem en ik denk dat ook anderen (individuen, organisaties) dit kunnen ervaren. Er is behoefte aan dergelijke instrumenten nu besluitvorming steeds complexer wordt.

Tot slot. Ik op mijn blogs nog weinig over besluitvorming geschreven. De beslissing om dit onderwerp te vermijden is helemaal niet bewust genomen, maar gelukkig was het geen definitief besluit: ik kan het nu veranderen. Zeker als huidige en toekomstige volgers dat op prijs stellen, ga ik het nog eens hebben over sociocratie, over de Afrikaanse traditie van ubuntu, over geweldloosheid en bijvoorbeeld over mijn kameraad Ton Kuik met zijn innovatieve technieken (deels al genoemd in mijn andere blog, Robservaties).

Verdere links

maandag 13 september 2010

Beleving brengt burgers naar de stembus

Wat bepaalt de opkomst bij verkiezingen? Ik heb het geanalyseerd en beantwoord in het concept Waar voor je stem, weergegeven op de webpagina waarvoorjestem.nl.

donderdag 8 juli 2010

OerkrachtToer – hoe de mensheid kan overleven

Dat het milieubeleid tot nu toe heeft gefaald, is volstrekt logisch. We zitten nog volop in de ontkenningsfase. Zo krijgt de oplossing van de financiële crisis topprioriteit van beleidsmakers, ze beseffen nog niet dat de schade van de milieucrisis veel groter is. Alsof geld belangrijker is dan frisse lucht, drinkbaar water en goed voedsel.

Een auto die optrekt met piepende banden. Een advertentie voor telefoonseks. Getoeter van vuvuzela’s bij een doelpunt op het WK voetbal. Allemaal onderdelen van de moderne beschaving en tegelijk uitingen van oergedrag. In dit geval zou ik het interpreteren als behoefte aan: aandacht, nageslacht en macht. Oergedrag kan mooi en leuk zijn, omdat het zo echt, ongecompliceerd is. Tegelijk kan het uitlopen op bezitsdrang of een strijd op leven en dood om een half procent marktaandeel.

We associëren oergedrag met moord, uitbuiting en wetteloosheid ... de oermens deed alles wat de spreekwoordelijke God van vandaag heeft verboden. Maar hij leefde wel in harmonie met de natuur en dat had nog lang door kunnen gaan, als we niet waren voortgeschreden in de richting van ‘de westerse beschaving’. Iets wat volgens Albert Schweitzer trouwens nooit heeft bestaan: “Het zou een heel goed idee zijn ...”

Het lijkt alarmerend dat de mens zichzelf betitelt als beschaafd en tegelijk (als enige soort op aarde) soortgenoten grootschalig doodt. Bovendien vernietigen we allerlei planten- en diersoorten, waarmee ons eigen voorbestaan op het spel komt. De oplossing daarvoor wordt al een jaar of veertig gezocht in chaotische fiscale maatregelen en dure campagnes, die maar niet werken. Een aantal mechanismen in onze samenleving is zo eenzijdig gericht op macht en materie, dat ecologisch wangedrag nog steeds loont. Het wordt tijd dat we deze mechanismen de andere kant op te laten werken, zoals de motoren van een straalvliegtuig het toestel kunnen voortstuwen, tijdens de vlucht, en afremmen, bij de landing.

In dit stuk wil ik aantonen dat de milieubeweging er goed aan doet om slimmer in te spelen op de oerkrachten bij de mens. Deze diep verborgen bron van gedragingen die soms moeilijk verklaarbaar zijn, vraagt dat de boodschap goed wordt ‘gebracht’. Soms kan oergedrag worden getransformeerd van destructief (bezitsdrang) naar constructief, door het overlevingsinstinct te richten op de langere termijn. Vervolgens wil ik met de vaste opbouw voor alle berichten in dit blog, verkennen hoe deze oplossingen praktisch kunnen worden uitgewerkt.

Advies aan: politiek en milieubeweging
Inzake: nieuwe visie op milieubewustzijn vanuit oerkracht
____________________________________________________________
Feiten
Echt ongelijk had Schweitzer niet, als je ziet dat mensen lukraak hun afval achterlaten, van patatbakje tot gifbelt. We zien overgewicht en andere sporen van overconsumptie. We zien ook lieden, onder meer in de top van financiële instellingen, die zich niet schamen voor het maken van exorbitante winsten, terwijl ze een beurskrach riskeren en de schade daarvan op de gemeenschap afwentelen. We zien een fixatie op economische groei, met als gevolg een steeds sterkere aantasting van hulpbronnen, een toename in de vervuiling van lucht, water en bodem. Alsof we Russisch roulette spelen, speculerend op technische ontwikkelingen die in de toekomst als bij toverslag de rotzooi zullen wegpoetsen. Ik sta niet afwijzend tegenover wonderen, maar het vooruitgangsgeloof gaat daarin wat mij betreft te ver.

Wat stelt de milieubeweging daartegenover? Schrikbeelden met afvalbergen, belastingverhoging en een verbod op alles wat God heeft toegestaan. En dan is er nog de kreet dat de mensheid leeft ‘in the age of stupid’, goed bedoeld, maar helpen doet het niet. Want tussen gelijk hebben en gelijk krijgen staan (soms onrechtvaardige of ongeschreven) wetten in de weg en praktische bezwaren, vaak emotioneel en onbewust van aard. Dat de mens voor het overgrote deel onbewuste keuzes maakt (zie onder meer het onderzoek van Harvard) is niet gemakkelijk te accepteren, maar het geeft ook grote mogelijkheden. Ons onbewuste is een krachtig systeem dat enorme hoeveelheden informatie uit onze zintuigen supersnel kan verwerken. En nog belangrijker: het is gericht op overleving, een thema waarmee we bij het milieuvraagstuk te maken hebben.

Dennis Meadows, oprichter van de Club van Rome, was eigenlijk een onheilsprofeet met zijn uitspraak dat de mensheid uit het raam is gesprongen ‘van de zoveelste etage’. Als dit klopt, is er niets meer aan te doen en hoeven we ook niets meer te doen. Dan kunnen we met z’n allen een ‘orgie van de ondergang’ vieren, zoals gebeurde in Berlijn, in de nadagen van WO II. Maar ik wil zelf graag mijn verantwoordelijkheid nemen en kijken wat er nog wel mogelijk is, tot de laatste hap adem. Hebt u dat nou ook, dan hoop ik dat u verder leest.

Hoe dichter de mens, in geestelijke ontwikkeling, staat bij de dieren, des te verder meent hij van hen verwijderd te zijn, en des te lager ziet hij op hen neer.

bron: Willem Cornelis Capel op Citaten.net

Het milieuprobleem is niet een probleem van chemische bedrijven die troep fabriceren, de auto-industrie of de luchtvaart. Het is een probleem in de hoofden van mensen omdat we allemaal in zekere mate schadelijke activiteiten uitvoeren, stimuleren of toelaten. De kern van het probleem ligt dus niet in de chemie, de kernfysica of de bedrijfskunde - of we als mensheid overleven hangt af van de vorderingen die we maken in disciplines als sociologie, psychologie, ethiek en communicatie.

Hoe kunnen we als mensheid onze houding veranderen, zodat we in plaats van ‘na ons de zondvloed’, zeggen ‘het klimaatprobleem laten we niet na aan onze kinderen, het blijft van ons’?

Analyse
Het op een rij zetten van mijn gedachten hierover, gebeurt bij lezing van het boek Het oergevoel – over vuur maken, sporen zoeken, sluipen en nog veel meer (auteur: Agnes Meijs). Dat boek vertelt hoe je een oerbeleving creëert voor volwassenen en kinderen. De belangrijkste vraag voor mij, wordt er niet in behandeld: hoe kan het dat we denken te beschikken over een maatschappij vol glorie, vooruitgang en raffinement, terwijl we te maken hebben met een aantal alarmerende verschijnselen? Zoals:
  • de kans dat we onszelf vergiftigen, dat we verhongeren of dat we verdrinken als de zeespiegel gaat stijgen
  • het vergaren van bezit geldt als kanalisering van territoriumdrift
  • het hechten van waarde aan materiële belangen, terwijl het opleggen van macht voor het nastreven hiervan, worden gezien als een uiting van beschaving
  • degenen die daartoe overgaan, propageren in feite het recht van de sterkste, ook wel ‘de wet van de jungle’ geheten. Maar dat is … het omgekeerde van beschaving.

Het komt trouwens in de jungle niet eens voor dat een oerbeest zijn omgeving vernietigt. Dat zou uitlopen op het zelfmoordscenario van Dennis Meadows, niet meer dan een slechte horrorfilm. Ik zie dan liever een natuurfilm waarin leeuwen en antilopes ongestoord drinken aan een poel. Al zit daar wel een randje horror aan: misschien is die poel binnenkort vergiftigd omdat één individu daartoe besluit, met verwijzing naar ‘de opdracht van de aandeelhouders en het belang van de werkgelegenheid’. En met dank aan de vergunning van de overheid.

In het blad re.Public las ik onlangs een interview met consultant Tom Bade die de milieubeweging aanraadt te stoppen met ‘madeliefjes tellen’. Kern van zijn betoog is dat door de fixatie op de ‘geelgerande kletskever’, het bedrijfsleven de kans krijgt ‘kletsverhalen op te hangen’. Om een serieuze factor bij de besluitvorming te zijn moet de natuur volgens hem een economische waardering krijgen. Dat kan een heel goed idee zijn, zoals ook al eerder in Nederland werd bepleit door milieueconoom Roefie Hueting en Nobelprijswinnaar wijlen Jan Tinbergen. Ik heb veel waardering voor de moed van een consultant om een pleidooi te houden dat onder zijn afnemers niet altijd populair is. De financiële schade van het milieuprobleem is natuurlijk enorm, afgezien nog van aspecten die heel moeilijk te begroten zijn. Verder denk ik dat een financiële waardering van het milieu niet genoeg is om de strategie van de milieubeweging succesvol te maken, als het doel daarvan niet ligt in het werven van fondsen voor campagnes, maar in een effectief milieubeleid.

Ik denk dat mensen bij het maken van individuele keuzes gestimuleerd kunnen worden om rekening te houden met het milieu door vertrouwen te scheppen dat hun bijdrage wordt gezien als zinvol, gangbaar en waardevol. Dat wil zeggen dat iedereen die iets doet voor de natuur weet: dat het helpt, dat hij niet de enige is die een inspanning levert en dat de intentie ervan gewaardeerd wordt. En zover is het nog lang niet, door gebrek aan een aantal factoren, zoals:
  • reflectievermogen bij iedereen die het milieubeleid aan het hart gaat (beleidsmatig op macroniveau en individueel op microniveau) of de eigen inspanningen en mogelijkheden tegen elkaar opwegen
  • moed en leiderschap bij machthebbers, zowel bij de overheid en de media als bij het bedrijfsleven
  • vertrouwen en transparantie
  • aandacht voor irrationele behoeftes. Tot nu toe wordt geprobeerd de noodzaak van een goed milieubeleid duidelijk te maken door het geven van informatie, alsof mensen voortdurend bewuste en rationele keuzes maken, wat niet het geval is
  • waardering voor intenties van oergedrag, ook als dat onnodig en schadelijk is, want het was nodig voor het instinct om te overleven in de tijd dat de mens in de evolutie werd gevormd. Zo was fixatie op de korte termijn soms nodig om te overleven: je hebt niets aan overvloed over een week als je bang bent voor die tijd van de honger om te komen.

Moed en leiderschap bij machthebbers is belangrijk omdat zij niet alleen directe invloed hebben, maar ook dienen als boegbeeld van de samenleving, degenen die het voorbeeld geven. Professor Mauk Mulder heeft mij duidelijk gemaakt dat het bezit van macht gepaard gaat met een aparte logica waarin drie gewoontes met name in het oog springen:
  • iedereen die macht heeft wil meer macht
  • hoe groter het verschil in macht tussen twee personen of organisaties hoe sterker de neiging van de machtigste om het verschil nog verder te vergroten
  • het bezit van macht gaat gepaard met ontkenningen (‘ik wil helemaal geen macht’), angst voor verlies van macht en het ontwijken van argumentatie.

Dit schept een voedingsbodem voor machtsmisbruik, maar laten we daarmee niet macht als ongewenst bestempelen. Mulder zelf zegt dat macht heel nuttig is voor alle betrokken partijen, mits op transparante wijze uitgeoefend: met heldere verhoudingen en in open overleg. Dat dit moeilijk en ongebruikelijk is komt ongetwijfeld ook weer door de biologische achtergrond van de mens toen het voor overleven noodzakelijk was om de aanwijzingen van de machthebber snel op te volgen. De neiging tot machtsmisbruik en tot het blind meewerken daaraan, zit dus in ons allemaal. Het is daarom beter die neiging te hanteren, dan deze te veroordelen. Zoals Christus zei ‘waarom ziet gij de splinter in het oog van de ander en niet de balk in uw eigen oog?’.

Conclusies met verwachting
Tot nu toe heeft de milieubeweging altijd geroepen ‘het moet-het moet-het moet’. Maar dat boeit mensen niet, zij willen wat anders weten:
  • kan het ook, is het praktisch haalbaar?
  • heeft het zin dat ik wat doe, wat is het effect?
  • wat verlies ik aan comfort?
  • wat kost het mij extra aan tijd en geld?
  • wat moet ik doen en hoe kom ik aan informatie?

Op deze vragen wordt nog te vaak alleen een rationeel antwoord gegeven, met tv-spots, foldertjes en websites. Wat veel beter zou werken is het creëren van een beleving om te ervaren hoe het is om een stap in de richting te zetten van bijvoorbeeld energiebesparing.

Verder denk ik dat het creëren van transparantie en vertrouwen centraal zou moeten staan. Van daaruit kan de controle op machtsuitoefening versterkt worden, kunnen leiders mandaat krijgen (met verantwoording achteraf) voor het uitoefenen van hun taak en kan er een open uitwisseling komen over behoeftes, intenties en de bijdrage daarvan aan het behoud van de leefomgeving.

Ik hoop dat degenen die bekend zijn met de noodzaak hiervan, erin slagen om het milieubesef meer tot het onbewuste van de mens te laten doordringen, waar gewoontes heersen en waar gedrag wordt gevormd vanuit emoties. Lukt dat niet, dan zal het tempo waarin bodem, water en lucht vervuild raken, steeds verder toenemen en wordt de schade die we toebrengen steeds meer onherstelbaar.

Toekomst met advies
We hebben nu vastgesteld aan welke voorwaarden een effectieve communicatie over het milieu moet voldoen, zodat de mensheid gemotiveerd raakt om verantwoordelijkheid te nemen en het voortbestaan van onze soort niet langer in gevaar is. In deze paragraaf wil ik aangeven welke instrumenten denkbaar zijn voor het bereiken van de gewenste gedragsverandering en hoe daarbij ethische afwegingen kunnen worden gemaakt.

Het kweken van vertrouwen betekent het scheppen van keuzevrijheid, betrokkenheid en transparantie (zo heb ik geleerd van Tica Peeman). Transparantie is van belang omdat goodwill voor een krachtig milieubeleid alleen kan worden gewonnen door de lasten eerlijk te verdelen. Meewerken aan een milieumaatregel wordt momenteel vaak gezien als een sociaal offer, een vorm van zelfvernedering, zolang niet zeker is of anderen een vergelijkbare bijdrage leveren. Transparantie betekent daarom dat iedere betrokkene antwoorden heeft op de volgende vragen:
  • wat is het target van de maatregel?
  • welke bijdrage wordt van mij verwacht?
  • wat zijn de diverse bijdragen die anderen leveren?
  • wat staat er voor mij tegenover, wat is het voordeel? Dat kan een materieel en individueel voordeel zijn (bijvoorbeeld subsidie), maar ook iets heel anders, bijvoorbeeld een goed gevoel of een collectief voordeel in de vorm van schone lucht
  • wat gebeurt er als het beleidstarget niet wordt gehaald, komen er dan extra maatregelen?
  • wat gebeurt er bij overschrijding van het target, krijg ik dan bijvoorbeeld geld terug?

Wat de voordelen betreft, die moeten positief geformuleerd zijn, dus niet het uitstellen van een schrikbeeld. In plaats van ‘zo helpt u voorkomen dat diersoort X morgen uit dit gebied verdwijnt’, is een betere boodschap: ‘zo helpt u te zorgen dat diersoort X zich hier langdurig thuis voelt’. Schrikbeelden hebben als positieve functie dat ze mensen wakker maken en een urgentie aangeven, maar ze brengen mensen niet in beweging, laat staan dat ze richting geven aan het gewenste gedrag. Een schrikbeeld helpt alleen als het heel concreet en dichtbij is (van de uitroep ‘brand’ in een bioscoop mag direct resultaat worden verwacht). Zijn de effecten wat verder weg in tijd en ruimte, dan heeft het vooral de functie van een wekker met een kapotte bel. Hij geeft de goede tijd aan, maar is niet geschikt om je uit de droom te helpen.

Daarnaast is het nodig te beseffen dat we ons op het terrein bevinden van gedragsbeïnvloeding. Een delicaat onderwerp, alleen al door het risico van manipulatie. Daar zitten ethische bezwaren aan plus het risico dat onbewust weerstand ontstaat die woekert als een veenbrand en uiteindelijk in manifeste vorm niet meer te bestrijden is. Wat er gebeurt als latente ongenoegens tot uitbarsting komen, bleek bijvoorbeeld tijdens de Fortuynrevolte in 2002

Een diepgeworteld ethisch gevoel zit verankerd in het spreekwoord: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Positief geformuleerd: Wat gij wilt beleven, dat ook uw naaste geven. Als iedereen dat doet ten behoeve van zichzelf, familie, buren, vrienden en collega’s, dan komt de vrede op aarde dichterbij en is er ook geen behoefte aan materiële compensatie van emotioneel gemis.

Inspelen op onbewuste motieven moet gebeuren in een precair evenwicht, het moet niet uitlopen op manipulatie, maar wel gericht op het nemen van bewuste besluiten die in overeenstemming zijn met de eigen normen en waarden. Om deze grens niet te overschrijden lijkt het mij raadzaam om de volgende criteria aan te houden bij het nastreven van gedragsverandering:
  • bespreek de motieven van je boodschap: de feiten die je ziet, de gevolgen ervan en de mogelijke oplossingen. Bijvoorbeeld: duurzame bedrijven hebben een achterstand in de concurrentie ten opzichte van bedrijven die niet duurzaam opereren. Dit is schadelijk voor het milieu en voor de werkgelegenheid (duurzaam werken is vaak iets meer arbeidsintensief), een oplossing kan zijn om duurzame producten onder het lage BTW-tarief te laten vallen
  • vraag andere betrokkenen (individueel of via onderzoek) naar hun visie: de feiten zoals die beleefd worden, de gevolgen, behoeften en oplossingen
  • ga hierover zoveel mogelijk expliciet in dialoog, ook als er tegenstrijdige belangen zijn, en zelfs als je weet dat de gesprekspartner de hakken in het zand heeft gezet
  • ga altijd in op vragen
  • wees authentiek
  • geef het goede voorbeeld door de normen en waarden die je wilt overdragen aantoonbaar zelf na te leven.

Tot slot van de paragraaf advies, nog enkele andere aspecten van ons instinct als bron van gedragsverandering. Instinctief is de mens gericht op overleving: van zichzelf, van het eigen nageslacht en van de soort als geheel. Daarom vergaren we rijkdom: we jagen status na zodat onze kinderen een goede partner kunnen vinden en we willen ze in luxe laten opgroeien, zodat het ze aan niets ontbreekt. Het is juist die eenzijdige drang tot overleven die als een boemerang op ons terugslaat. We moeten leren te beseffen dat in de huidige situatie van schaalvergroting en overbevolking, het najagen van materieel gewin onze overlevingskansen juist beperkt in plaats van vergroot. Inspelend op dat instinct moet de boodschap zijn ‘wil je een goede toekomst voor je kinderen, zorg dan voor een leefbare aarde’.

Een ander fenomeen uit de oertijd wordt gevormd door rituelen. Indertijd werden die gebruikt voor religieuze doelen en voor het markeren van een levensfase. Ik geloof niet dat er nog een heel algemene behoefte is om dit publiekelijk te beleven. Wat betreft levensfasen zijn het verschuiven van bedtijd bij het opgroeien van een kind, de verhoging van het zakgeld en de aankoop van een spelcomputer misschien al rituelen op zich. Een nieuwe gelegenheid voor een ritueel kan zijn om de dankbaarheid van een gemeenschap uit te drukken dat een of meer leden hun verantwoordelijkheid voor de leefomgeving nemen. Zijn er de afgelopen maand weer drie zonnepanelen in de wijk aangelegd? Vergeet dan vooral niet een wijkfeest te organiseren om degenen die daarvoor inspanning hebben geleverd te bedanken: zoals de bewoners van de betreffende huizen en degenen die bij de aanleg hebben meegeholpen, betaald of onbetaald.

Door deze oerbegrippen positief in te zetten, zal meewerken aan een milieumaatregel niet meer worden ervaren als een zwaar offer en een onnodige vorm van zelfvernedering. We bepalen als samenleving dat milieubewust leven geen aantasting betekent van de eigen sociale status, maar juist een verhoging daarvan. De kansen van kinderen om een goede partner te vinden, worden daarmee niet verkleind, maar vergroot.

Om het imago van doemdenkers nog wat verder te ontkrachten, is ook het gebruik van humor denkbaar. Dit kan helpen te bereiken dat ideeën voor milieubehoud wat minder met emoties als angst en woede worden geassocieerd en wat meer met pret. Ook een oergevoel.

Een ingrijpende omwenteling ligt in het verschiet voor de mensheid om te overleven. Een kleine groep pioniers is bezig deze krachttoer in banen te leiden. Wie dit leest, hoort daar waarschijnlijk al bij. Vergeleken met het proces dat de mensheid moet doormaken is de koerswijziging die ik bepleit voor de milieubeweging niet meer dan een peulenschil. Of misschien wel een bananenschil, want overal in de samenleving dreigen veranderingsprocessen nogal eens te mislukken, ondanks dure consultants, grote campagnes en een hoge urgentie.

Tegelijk is het een mooie uitdaging om de mensheid voor te gaan in een veranderingsproces en te zeggen ‘ik zal me voortaan onthouden van vermaningen en scoren op de korte termijn’. Ik hoop dat iedereen met milieubesef daar de voordelen van inziet, en voortaan het menselijk gedrag met mildheid beziet. Inclusief het eigen gedrag … je bent ook maar een mens. Dat is een mooie, geruststellende oerbeleving. Misschien wel een open deur, maar waren er wel deuren in de oertijd?

In een binnenkort te verschijnen nieuw blogbericht De onmacht van daadkracht, zal ik concrete vormen van gedragsverandering belichten, met de effectiviteit daarvan.

Samenvatting
De mensheid gaat maar door met het toebrengen van grote schade aan de leefomgeving, terwijl de gevolgen al tientallen jaren bekend zijn. Het besef is tot nu toe vooral rationeel van aard, het is nog nauwelijks geland in het onbewuste, nog onvoldoende vertaald naar emoties en dus ook niet naar concreet gedrag. Dat is niet verwonderlijk omdat dit gedrag kan worden geassocieerd met zelfvernedering, een keuze die op basis van de oeroude behoefte aan respect niet door veel mensen wordt gemaakt.

Dergelijke behoeftes zijn authentiek, logisch en dus legitiem, vooral omdat ze noodzakelijk waren om te overleven in de oertijd. Door begrip te hebben voor de oorspronkelijke intenties van gedrag dat schade toebrengt aan de leefomgeving, kan een herbezinning op gang komen met ruimte voor nieuwe keuzes in een positieve richting. Zo kan bijvoorbeeld overlevingsdrift leiden tot vervuiling en overconsumptie, terwijl het met iets meer aandacht voor de langere termijn heel constructief kan werken. Dit verandert niets aan de ernst van de situatie maar wel aan de bereidheid van mensen om de consequenties onder ogen te zien en keuzes te maken voor een gepaste verandering van gedrag, in het belang van zichzelf en hun nageslacht.

Wie een leefbare aarde voorstaat en de mensheid een kans wil geven om te overleven, doet er goed aan dit onder ogen te zien. De neiging tot het scheppen van schrikbeelden is heel begrijpelijk, het effect is echter averechts. Wees dus mild en empathisch voor degenen die u oproept tot gedragsverandering.

__
Uw commentaar is uiteraard welkom in het veld hieronder. Hartelijk dank.
Om te downloaden:

Verdere links:
Naast Het oergevoel is er nog een boek over dit onderwerp: Oerkracht van Els Kikke. Daarnaast heeft ook Agnes van den Berg veel onderzoek gedaan naar natuurbeleving, onder meer over de savanne als oerbeeld van de omgeving.
Oerprincipes voor corporate (imagogerichte) communicatie heb ik niet op internet gevonden. Wel worden bij marketing (verkoopgerichte communicatie) zogenaamde ‘tribale principes’ gehanteerd, gebaseerd op de stammensamenleving waarin de mens ooit leefde. Hierbij gaat het niet primair om oerinstincten maar alleen om het creëren van een merkgevoel door interactie binnen kleine gemeenschappen. Zie bijvoorbeeld:
Webpagina's over gedragsverandering (voor behoud van de natuur):
Een verkort url voor het blogstuk op deze webpagina: http://bit.ly/OerkrachtToer .